beroep

Alöndö na Wiktionary

Holandëe[Sepe]

Pandôo [Sepe]

beroep \bə.ɾup\

  1. kuatï
    • Mijn beroep is leraar.
    • Ze volgde haar passie en maakte er haar beroep van.
    • Het beroep van dokter is zeer respectabel.