Aller au contenu

pijl

Alöndö na Wiktionary

Pandôo

[Sepe]

pijl \sêndagô ?\ linô kôlï

  1. kokora
    • Volg de pijlen.
    • Als een pijl uit de boog.
    • Gewapend met pijl en boog.
    • Met pijl en boog schieten.
    • De pijlen van zijn gramschap verschieten.
    • Nog andere pijlen op zijn boog hebben.
    • Al zijn pijlen verschoten hebben.
    • Zijn pijlen richten op iemand.
    • Er is geen pijl op te trekken.