Aller au contenu

zee

Alöndö na Wiktionary

Pandôo

[Sepe]
De zee.

zee \zeː\ linô gâlï

  1. ngûhîngö
    • kalme zee
    • de Middellandse Zee
    • de Rode zee
    • de Noordzee
    • ruwe, woelige zee
    • in volle, open zee
    • aflopende zee
    • zee kiezen
    • wassende, opkomende zee
    • aan zee
    • over zee <ten opzichte van een metropool>
    • over zee, ter zee <wijze van vervoer>
    • (Zäzämä) een zee van licht
    • (Zäzämä) een zee van mensen
    • (Zäzämä) een zee van woorden
    • (Zäzämä) met iemand in zee gaan
    • (Zäzämä) de zeven zeeën bevaren hebben
    • (Zäzämä) recht door zee
    • (Zäzämä) een recht door zee persoon