Aller au contenu

grens

Alöndö na Wiktionary

Pandôo

[Sepe]

grens \sêndagô ?\

  1. katikâti
    • Over de grens gaan.
    • Een natuurlijke grens.
    • Hij is beroemd tot ver buiten de grenzen.
    • Grenzen zijn er om geopend te worden.
    • (Zäzämä) Op de grens van leven en dood.
    • (Zäzämä) De productie heeft de grens van twee miljoen auto’s overschreden.
    • (Zäzämä) De kritische grens.
    • (Zäzämä) Een grens trekken tussen twee begrippen.
    • (Zäzämä) Binnen de grenzen van het mogelijke.
    • (Zäzämä) De werkloosheid heeft de grens van 10 procent overschreden.
    • (Zäzämä) Alles heeft zijn grenzen.
    • (Zäzämä) Grenzen verleggen.
    • (Zäzämä) Een grens overschrijden.
    • (Zäzämä) De grens van de humor overschrijden.
    • (Zäzämä) Er zijn grenzen.
    • (Zäzämä) Er zijn grenzen aan de lichtgevoeligheid van kinderen.
    • (Zäzämä) Zijn grenzen kennen.